Recensie - Bruckner: Symfonie nr. 7 - Rotterdams Philharmonisch Orkest, Lahav Shani (2024)

Recensie - Bruckner: Symfonie nr. 7 - Rotterdams Philharmonisch Orkest, Lahav Shani (1)

CD-recensie

Bruckner: Symfonie nr. 7 in E, WAB 107 (Editie Nowak)

Rotterdams Philharmonisch Orkest o.l.v. Lahav Shani
Warner 5054197619663 • 63' •
Opname: juni 2022, De Doelen, Rotterdam

De Zevende behoort samen met de Vierde en op enige afstand gevolgd door de Negende tot de meest gespeelde en dus ook op geluids- en beelddragers uitgebrachte werken van de Oostenrijkse uit het pittoreske Ansfelden geboortige symfonicus Anton Bruckner. De première, die plaatsvond te Leipzig op 30 december 1884 onder supervisie van Arthur Nikisch en zeker de niet lang daarna in München gerealiseerde uitvoering met op de bok Herman Levi, brachten Bruckner eindelijk een succes van substantiële allure, misschien wel het grootste in zijn leven. Toch is de opzet van de Zevende verre van conventioneel te noemen. Zeker wanneer men dit opus met de Vierde vergelijkt, want na een uitvoerig eerste deel en een adagio van een nog grotere lengte volgt niet alleen een scherzo dat der traditie getrouw natuurlijk beduidend korter is, maar bovendien een in speelduur ten opzichte van de eerste twee gedeeltes zonder meer uiterst beknopte finale (het slotdeel van de Vierde is daarentegen het langste van die symfonie). Kortom de echte portee van de Zevende , zowel muzikaal als dramaturgisch gezien, is vervat in het openingsdeel en het – mede geïnspireerd door het heengaan van Bruckners grote idool Richard Wagner – beroemd geworden adagio. Een schitterend brok muziek waarvan de coda het eigenlijke ‘in memoriam' voor de grote klankmagiër uit Bayreuth is en het aandeel van de Wagnertuba's, die Bruckner in deze symfonie voor het eerst gebruikt, extra nadrukkelijk geprofileerd uit de verf komt.

Snel en langzaam als relatieve begrippen
Bruckner valt op vele manieren te benaderen. Bijvoorbeeld vanuit de erfenis van Schubert en Beethoven, maar ook uit die van Wagner. Hoe men het echter ook wendt of keert, het gaat om het articuleren van immense trajecten, het voelbaar maken van gigantische spanningsbogen, het de luisteraar op die magistrale reis deelgenoot maken van fascinerende transities. Deze laatste zowel in harmonisch als temporeel opzicht. En natuurlijk het besef dat de ‘Generalpausen' geen momenten zijn waarin het muzikale discours stokt of afwezig is, maar die – integendeel! – juist het intensiveren van de spankracht tot oogmerk hebben. Het vermogen tot het realiseren van voornoemde eisen maakt een musicus tot een groot Bruckner-dirigent. En over dat temporele gesproken, of men nu brede of gaande tempi voorstaat, dat zegt op zich nog niets. Het gaat er om wat men met de tijd doet, waarbij nog eens ten overvloede zij herinnerd aan de Franse filosoof Henri Bergson en zijn beschouwing over ‘le temps' en ‘la durée'. In het eerste geval betreft het de fysieke- of kloktijd, in het tweede de wijze waarop de tijd door het individu wordt ervaren en die ervaring is uiteraard subjectief. Snel en langzaam zijn vanuit onderhavig gezichtspunt bezien uiterst relatieve begrippen. Zeker in het geval van Bruckner, dat wil zeggen als men boven de materie staat.

De Duitse musicoloog Carl Dahlhaus heeft het zo fraai geformuleerd:

“Muziek wordt in wezen bepaald door de structuur van het tijdsverloop waarin zij optreedt en waarin zij is geplaatst. Daarin schuilt tegelijkertijd de grootste tegenstrijdigheid, want door middel van de hoogste organisatie van de tijd wordt deze zelf overwonnen en in een ordening gebracht die een tijdloze indruk wekt.”

Toegepast op Bruckner kan dit niets anders betekenen dat wanneer men een uitvoering van diens klinkende nalatenschap ondergaat zich niet of nauwelijks na het begin van enig tijdsverloop meer bewust moet zijn en het gevoel ontstaat van “zo en niet anders”. Dit onafhankelijk van de fysieke tijdsduur. Hoe vreemd het ook moge klinken, in dit opzicht sorteren de vertolkingen van – om ons tot de extremen van het spectrum te beperken - de Zevende symfonie onder Van Beinum met het Concertgebouworkest (Decca) en Celibidache met de Berliner Philharmoniker (dvd op EuroArts) vrijwel hetzelfde effect. Ook al doet eerstgenoemde over hetzelfde traject ‘slechts' ruim 58 en Celibidache maar liefst 85 minuten. En beide vertolkingen behoren zonder ook maar de geringste twijfel in het topklassem*nt thuis.

Geladenheid in de finale
Met dit alles in het achterhoofd ben ik naar Lahav Shani gaan luisteren. Het goede nieuws is dat we hier het Rotterdamse keurensemble, dat wat mij betreft niet onderdoet voor het Concertgebouworkest, in optima forma horen. Deze zowel qua speelniveau als in geluidstechnisch opzicht voorbeeldig vervaardigde productie is een prachtig visitekaartje van dit ensemble, dat staat geheel buiten kijf. Heel fraai hoe onder meer het diepe en sonore koper (Wagnertuba's) uit de luidsprekers komt, ook al klinken de pauken soms net een fractie teveel op de achtergrond. Uiteraard, we hebben hier immers met de Nowak-editie te maken, ontbreekt de bekkenslag in het Adagio niet.

Maar het probleem is voor mij dat Shani de partituur te ‘buchstäblich' aanpakt en ons meeneemt van moment naar moment, zodat de Zevende Bruckner aan ons oor voorbijtrekt als een reeks op zich mooie plaatjes en niet als één monumentale spanningsboog. Waar het aan schort is de onderhuidse spanning, de ‘suspense' waar deze muziek het zo bij uitstek van moet hebben. Geen misverstand, alles klopt, elke noot staat volledig op haar plaats, geen detail blijft onderbelicht en toch wordt men niet echt gegrepen en komt de muziek bij vlagen zelfs langdradig over. Dit terwijl Shani met zijn 63 minuten durende uitvoering tot de redelijk vlotte categorie Bruckner-interpreten behoort (het eerste deel duurt onder hem 19'55; dat is bijna identiek aan de timing van Van Beinum). Over ‘le temps' en ‘la durée' gesproken! Maar na het scherzo gebeurt er iets eigenaardigs, want de finale bezit opeens wél die geladenheid die elders vaak node wordt gemist, en – zoals bekend – behoort het laatste deel van de Zevende tot de minst sterke muziek die Bruckner schreef. Met als gevolg dat in nogal wat uitvoeringen, ook onder gerenommeerde Bruckner-dirigenten, deze muziek als een anticlimax overkomt. Zo niet hier, alsof Shani veel van zijn kruit droog heeft willen houden om die reserves tijdens de finale in de strijd te werpen. Dus het gaat beslist te ver om deze nieuwe Bruckner-uitgave als visieloos te bestempelen. Het is wel de vraag of men die opvatting deelt en daarover kunnen de meningen verschillen. Voor mij blijft het feit overeind dat de delen 1 tot en met 3 (met in het Scherzo soms zeer dissonerende passages die als zodanig al op de Negende symfonie vooruitlopen) veel sterkere muziek bevatten dan de finale. Maar, nogmaals als het om het fameuze spel van de Rotterdammers op zich gaat, komt u geen moment ook maar iets te kort. Wát een schitterend orkest!

index

Home-Actueel-Audio-Muziek-Video-Boeken-Links

Recensie - Bruckner: Symfonie nr. 7 - Rotterdams Philharmonisch Orkest, Lahav Shani (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Kieth Sipes

Last Updated:

Views: 6120

Rating: 4.7 / 5 (67 voted)

Reviews: 82% of readers found this page helpful

Author information

Name: Kieth Sipes

Birthday: 2001-04-14

Address: Suite 492 62479 Champlin Loop, South Catrice, MS 57271

Phone: +9663362133320

Job: District Sales Analyst

Hobby: Digital arts, Dance, Ghost hunting, Worldbuilding, Kayaking, Table tennis, 3D printing

Introduction: My name is Kieth Sipes, I am a zany, rich, courageous, powerful, faithful, jolly, excited person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.